Introductie
Als beginnend steenhouwer gebruikt je vaak een Franse kalksteen. Hierop leert men het gebruik van de beitels. Hakken in deze steen werkt sneller dan in harde steen en de beitels zijn relatief goedkoper. Heeft men meer ervaring dan gebruikt men ook de hardere Belgische hardsteen en marmersoorten, waarvoor dan widiabeitels (zie onder techniek) nodig zijn.
Steensoorten
Metamorfe gesteenten
Composieten
Alfabetische lijst van stenen, extra informatie over albast en hardheid van steen: schaal van Mohs
Stollingsgesteenten
Stollingsgesteenten zijn eenvoudig gezegd ontstaan door afkoeling en stolling van vloeibaar gesteente. Dit kan zowel in als op de aardkorst plaatsvinden.
Dieptegesteenten
Dieptegesteenten ontstaan wanneer het vloeibaar gesteente (magma) in de aardkorst geleidelijk, onder grote druk afkoelt. Dit resulteert in grofkorrelig gesteente met duidelijk waarneembare kristallen. Uiterlijk en samenstelling van dieptegesteenten zijn regelmatig, maar stenen onderling kunnen sterk in uiterlijk verschillen. Ze zijn zeer hard en zeer moeilijk te bewerken, maar hoogglanzend te polijsten. De dan aanwezige glans is weerbestendig. Deze gesteenten, met vindplaatsen over de hele wereld, komen voor in meerdere kleuren. De kleur is afhankelijk van de verontreiniging. Dieptegesteenten kunnen aan de oppervlakte komen door verheffing van de aardkorst en daarop volgende erosie van aanwezige sedimenten. Tot deze groep behoren o.a. de granieten.
Uitvloeiingsgesteenten
Uitvloeiinggesteenten ontstaan wanneer het vloeibare gesteente uit de aardkorst treedt en daarna snel afkoelt (lava bij een vulkaanuitbarsting). Deze stenen bevatten geen of bijna geen kristallen. Luchtbelinsluitingen kunnen voorkomen. De structuur is anders dan die van de dieptegesteenten, omdat de kristallisatie in twee fasen is verlopen. De eerste kristallisatie vindt plaats in de kern door gedeeltelijke afkoeling en de tweede fase tijdens en na de eruptie. Vanwege de brosheid vaak open van structuur en daarom goed te verwerken. Uitvloeiinggesteenten zijn meestal gelijkmatig van uiterlijk en samenstelling. Tot deze groep behoren bijvoorbeeld de trachieten en basalten.
Ganggesteenten
Ganggesteenten bestaan als tussenvorm tussen diepte- en uitvloeiingsgesteenten. Het vloeibare magma kan namelijk ook stollen tussen spleten of breuklagen in de aardkorst. Het is een stollingsgesteente in de uitbraakgang (dus onder de oppervlakte) van een eruptie.
Sedimentgesteenten
Sedimentgesteenten zijn ontstaan in rivieren en zeeën.
We kennen twee soorten: afzettingsgesteenten
Neerslaggesteenten
Deze steensoorten bevatten vaak verontreinigingen, zoals skeletdelen (vaak schelpen). Ook zijn ze vaak niet homogeen omdat tijdens of tussen de afzettingsperioden ook andere materialen zijn afgezet. Er zijn veelal dan ook lagenstructuren te herkennen. Deze lagen liggen, door de geologische activiteit, niet altijd horizontaal in de aarde. De scheiding van lagen is vaak een zwak punt waarop een steen gesplitst kan worden of door verwering uiteenvalt. In groeven moet daar goed op gelet worden en worden blokken dus regelmatig schuin uit de rots gehaald. De zachte soorten bestaan hoofdzakelijk uit afzettingen van schelpen en zijn dan ook licht van kleur. Zeer bekend is de zeer zachte Limburgse mergel, maar uit Frankrijk komen enkele hardere varianten. Deze stenen zijn wel glad te schuren, maar niet glimmend omdat het materiaal vrij open is van structuur. Van de harde soort is Belgische (arduin) en Ierse hardsteen zeer gangbaar. Dit is een afzetting van kleideeltjes (en dus een zwarte steen) die door de hoge druk versteend is. Stenen drempels van badkamers en buitendeuren zijn vaak van dit zwarte materiaal gemaakt. Vaak zitten er resten in van schelpdieren, die zichtbaar zijn als lichte vlekken, maar soms ook goed herkenbaar zijn. Ook zitten er vaak kooladers in. Tijdens het bewerken komt er een zwavelgeur vrij. Deze zwarte variant is goed te polijsten.
Afzettingsgesteenten
Zijn ontstaan door het afzetten van klei-, zand- of kalklagen die vervolgens zijn versteend. Deze klei of zand kan afkomstig zijn van geërodeerde natuursteen, de kalk van schaaldiertjes, koraal e.d. Tot de afzettingsgesteenten behoren de kleistenen, zandstenen en sommige kalkstenen (zie ook neerslaggesteenten). We onderscheiden 3 soorten:
Kleisteen is uit klei gevormd. Ze worden in de natuursteensector amper gebruikt, maar vormen de basis voor leistenen.
Zandsteen (Areniet) is een steen met een poreuze structuur, die bestaat uit samengeklonterde neergeslagen zand (silicaat) deeltjes. De klontering van de zandkorrels wordt meestal veroorzaakt door een bindmiddel. Dit kan vergeleken worden met het cementeringsproces. De steen is duurzaam, vanwege het hoge silicaatgehalte, maar is niet erg hard. De steen is poreus en daarom niet te polijsten. De structuur wordt grotendeels bepaald door de omvang van de oorspronkelijke deeltjes, die een diameter hebben van 0,02 tot 2 mm. Het kleurenpalet beslaat de aardkleuren. Zandsteen heeft vindplaatsen over de hele wereld en wordt daarom ook vernoemd naar de vindplaatsen. Zeer bekend is de Bentheimer zandsteen. Het stof dat vrijkomt tijdens het hakken is zeer gevaarlijk en kan stoflongziekten veroorzaken. De verwerking van de steen is daarom onderhevig aan een speciale wet, de silicosewet en in het bijzonder het daarop gebaseerde zandsteenbesluit.
Kalksteen is een steen die ontstaan is uit de afzetting van kalkhoudende of kalkachtig materiaal. De duurzaamheid varieert en wordt o.a. bepaald door het ontstaan van een hardere schil aan de buitenkant van de steen. Als deze beschermende schil wordt beschadigd kan de steen snel uiteenvallen. De soorten variëren in hardheid, maar zijn niet echt hard. De steen is niet te polijsten. De kleur varieert van wit /gebroken wit naar de lichter bruintinten. De fossielen die vaak in deze stenen worden gevonden, vertellen iets over de herkomst van de kalk. Kalksteen heeft vindplaatsen over de hele wereld. Ook deze steen wordt vaak vernoemd naar de vindplaats.
Neerslaggesteenten zijn ontstaan door het neerslaan van kalk uit met kalk verzadigd water. Sommige kalkstenen behoren tot deze groep ipv onder afzettingsgesteenten. In het algemeen is het uiterlijk van kalkstenen die ontstaan zijn uit neergeslagen kalk fijner gelaagd dan de kalkstenen die door afzetting zijn ontstaan. Ook dit type kalksteen kan fossielen bevatten.
Metamorfe gesteenten
Ook omzettingsgesteenten genaamd. Deze soorten zijn ontstaan door omzetting van stollings- of afzettingsgesteenten in een later tijdperk. Door gigantische bewegingen in de aardkorst ontstaan bijvoorbeeld bergketens en zeetroggen. Tijdens de vorming hiervan kunnen reeds eerder gevormde stollings- of sedimentgesteenten aan extreme druk, chemische reacties en / of hoge temperaturen worden blootgesteld. Daardoor ondergaan de gesteenten een metamorfose of gedaanteverwisseling. Hierdoor veranderen zowel het uiterlijk als de eigenschappen van de steen. Enkele voorbeelden: kalksteen wordt marmer, kleisteen wordt leisteen, zandsteen wordt kwartsiet en graniet wordt gneis. Om deze reden worden het ook wel omzettingsgesteenten genoemd. Omzettingsgesteenten zoals marmer, worden veel gebruikt. Het zijn door druk en temperatuur omgekristalliseerde primaire gesteenten. De kleur ontstaat door verontreiniging met koolstof (zwarte aders), koper (groene aders) en ijzer (rode aders). Marmers zijn goed glanzend te polijsten. Van deze steensoorten zijn zeer veel varianten bekend. Van een gedeelte worden verdere details beschreven. Deze stenen worden gewonnen in groeven. De winning geschiedt meestal in dagbouw en als resultaat ontstaan er grote gaten in de grond. De groeven van een zelfde soort steen liggen meestal als een lint door een landstreek. Dit komt door de vervorming van de aardkorst en de erop volgende lokale erosie waarbij steen aan de oppervlakte komt. In de buurt van zo’n groep groeven bevind zich meestal een museum waar leefomstandigheden, gereedschap door de eeuwen heen en bewerkingen van de lokale steen wordt gedemonstreerd. Andere metamorfe gesteenten zijn o.a.: albast, gneis, kwartsiet, leisteen en speksteen.
Composieten
Een verzameling van gesteenten die bestaan uit samengeklonterde afvalstukken van andere gesteenten. Meestal wel compact, maar breekbaar op de grensvlakken van de oorspronkelijke delen.
Alfabetische lijst van stenen
Albast
Doorschijnende marmerachtige kalksteen. Niet weervast. Er is een variëteit op basis van calciet en een op basis van gips. De calciet variant is hard, enigszins doorschijnend. Meestal geelachtig wit, met gekleurde banden. De gips variant is zacht en kan met de nagel worden bekrast. Zelden wit, maar meestal grijsachtig met wolken van andere kleuren. Zie ook onder metamorfe gesteenten. Zie onderaan uitgebreider info omtrent albast.
Anteor
Franse kalksteen. Compacte fijnkorrelige steen. Kleur wit tot lichtgeel. Weervast.
Areniet / Zandsteen
Zie onder afzettingsgesteenten.
Arduin
Synoniem voor Belgische hardsteen. Bewerken met Widia gereedschap.
Bardiglio
Rossige albast
Basalt(zuilen)
Een ganggesteente. Kenmerk is de regelmatige vorm. Zie ook Volvic.
Basaltlava
Een uitvloeiinggesteente. Zwart van kleur en open (schuimvormig) van structuur. Goed te hakken.
Belgische hardsteen
Een zeer vaste kalksteen. Ontstaan vanuit kleiafzettingen op de zeebodem. Daarom zitten er vaak schelpresten in, maar er kunnen ook steenkoollaagjes in voorkomen. Op zo’n steenkoollaag een hoog breukrisico. Ook schelpen kunnen uitbreken. Er kunnen kristallijne zoutinsluitingen in voor komen. Tijdens het hakken komt er vaak een zwavelgeur vrij. Zwart (soms met blauwzweem) van kleur. Goed te polijsten. Vindplaatsen van België tot Ierland. Steen wordt veelal genoemd naar de groeve, bv Sprimont, Namen, Doornik, Vinalmont die onderling verschillen in hoeveelheid schelpen, kleur, aders etc. Bewerken met widiabeitels.
Bleu Belge
Belgische marmersoort. Kleur grijsblauw tot blauwzwart, met witte aders. Deze aders bestaan uit kristallijne kalk en geven een breukrisico.
Brauvilliers
Witte Franse kalksteen waarin je heel gedetailleerd kunt werken. Makkelijk te bewerken. Kleur varieert van wit tot beige. Lijkt op savonniere. Zachter dan Euville.
Carrara marmer
Meestal witte (soms sneeuwwit) Italiaanse marmersoort uit Toscane.
Comblancien
Franse kalksteen. Dicht van structuur. Geel tot lichtbruin van kleur. Goed te polijsten maar niet weervast (vorstgevoelig). Bij het hakken kans op splinteren.
Diabaas
Een uitvloeiingsgesteente, groen /zwart van kleur.
Dioriet
Een dieptegesteente, meestal groen van kleur.
Dolomiet
Kalksteen uit Tirol. Fijnkorrelig, maar niet te polijsten. Er komen verschillende kleuren voor, o.a. grauwwit, rood en groen. Goed te hakken.
Euville
Franse kalksteen. Dicht van structuur en weervast. Kleur varieert van wit naar geelbruin. Niet te polijsten. Goed te hakken. Euville is een roomkleurige, middelharde kalksteen vol glinsterende kristallen.
Gneis
Omzetting van graniet. Zie ook onder metamorfe gesteenten.
Graniet
Een dieptegesteente.
Griotte
Roodachtig marmer uit België en Frankrijk.
Hardsteen
Synoniem voor Belgische hardsteen.
Kristalino
?
Kwartsiet
Omzetting van zandsteen. Zie ook onder metamorfe gesteenten.
Leisteen
Dit is een harde weervaste steen, die in platen voorkomt. Is een omzetting van een klei afzetting. De kleur is meestal zwart of een zeer donkergrijs. Zie ook onder metamorfe gesteenten.
Marmer
Omzetting van kalksteen. Door de omzetting harder dan de kalksteen waaruit ze is ontstaan. De steen is goed te polijsten, omdat de omzetting de steen compacter heeft gemaakt. Vanwege het hoge kalkgehalte is de glans niet weervast, omdat onder invloed van zure regen de oppervlakte wordt aangetast. De kleur wordt grotendeels bepaald door de kleur van het oorspronkelijke materiaal en kan homogeen zijn of geaderd. Op zo’n ader is er kans op breuk. Zo zijn er witte, rode, groene en zwarte marmersoorten. Zie ook: metamorfe gesteenten.
Mergel
Zeer zachte kalksteen uit bv Zuid Limburg. Niet te polijsten. Voornamelijk gebruikt als bouwsteen.
Morley
Franse kalksteen. Niet echt harde steen en niet echt weervast. Grauw van kleur.
Muschelkalksteen
Duitse kalksteen. Grof poreuze structuur, compacte delen zijn goed te polijsten. Weervast.
Noire de Masy
Zie zwart marmer.
Obsidiaan
Uitvloeiingsgesteente waarbij de afkoeling zo snel is gegaan dat er geen kristallisatie heeft plaats gevonden. Zwart van kleur en ziet er glasachtig uit.
Onyx
Doorschijnende marmersoort. Kans op splinteren tijdens het hakken.
Opaalsteen
Een serpentijn variant, genoemd naar de edelsteen opaal vanwege de kleur groen. Zacht en compact: dus raspen en vijlen is goed mogelijk. In verband met compactheid toch ook goed te beitelen.
Petit granit
Gangbare naam voor gepolijste Belgische hardsteen.
Porfier
Een uitvloeiingsgesteente. Glasachtig rood, groen , grijs gespikkeld.
Portlandstone
Engelse kalksteen. Hard en weervast. Kleur grijswit.
Pouillenay
Franse kalksteen. Weervaste dichte steen. Kleurschakeringen wit, bruin en roze.
Puimsteen
Een uitvloeiingsgesteente. Schuimvormig van structuur.
Rouge royale
Belgische afzettingsgesteente. Kleur donker rood, met witte aders. Sediment van koraalriffen.
Savonniere
Franse kalksteen. Fijnkorrelig, vaal geel van kleur. Niet weervast. Niet te polijsten.
Serpentijn
Verzamelnaam van een grote groep verschillende steensoorten. De steengroeven waar de Afrikaanse serpentijn wordt gedolven zijn kleine ondiepe dagmijnen. Serpentijn is een zacht, omzettingsgesteente. Het kent veel verschillende kleuren: grijs, bruin, zwart, maar ook blauw, oker, groen en rood komen voor, zowel in pure vorm alsook in combinaties.
Solnhofer
Duitse kalksteen. Harde gelijkmatige steen. Geelwit met donkere aders.
Speksteen (zeepsteen)
Deze versteende vorm van het mineraal talk is in verhouding zacht. Gemakkelijk te bewerken met vijlen en scherpe messen. Zachte, vette, vuur- en weervaste steen. Zie ook metamorfe gesteenten.
Springstone
Een serpentijn variant. Kenmerkt zich door de roestbruine geoxideerde schil en is middelhard tot hard. Oog van een afstand zwart maar heeft veel kleuren in zich. Vaak witte, bruine en zwarte lijnen of groenachtige vlekken.
Steatite
Wetenschappelijke naam voor de groep stenen waaronder speksteen of zeepsteen valt. Zeer zacht, niet te beitelen wel gemakkelijk te bewerken met raspen, vijlen en schuurmiddelen.
Travertin/Travertijn
Lichtbruine Italiaanse/Duitse kalksteen die niet compact is. Bevat veelal holtes en de steen is zeer bros. Weervast. De compacte soorten lijken sterk op marmer.
Tufsteen
Verzamelnaam voor steen die bestaat uit een samenklontering van uitvloeiingsgesteente en afzettingsgesteente. Kenmerkend is dat deze steen poreus is.
Vaurion
Franse kalksteen. Fijnkorrelig, kleur varieert van beige tot donkergeel. Weervast.
Vert Terino
?
Volvic
Een hardere steen, een grijze basalt.
Zeepsteen
Synoniem voor speksteen.
Zwart marmer
Belgisch marmer. Diepzwart van kleur. Kans op splinteren tijdens het hakken. Bewerken met widiabeitels.
Extra informatie over albast
Sedimentaire natuursteen gevormd door de omzetting van anhydrietzouten (calciumsulfaat) onder opname van water.
De naam albast wordt ook gebruikt voor bepaalde marmerachtige gesteenten die een afwijkende chemische samenstelling hebben dan de steen waar hier op gedoeld wordt.
Spaanse albast: is albast uit Spanje, gevormd door de omzetting van gipsafzettingen onder opname van water.
Nottingham albast, de soort albast die vanouds in Nederland werd gebruikt, is niet meer leverbaar; in de nog bestaande gipsgroeve bij Fauld wordt geen albast meer gewonnen.
Volterra, Italië heeft een afwijkende soort albast, maar ook deze wordt niet meer gewonnen. De albast die tegenwoordig in Volterra te koop is Spaanse. Deze is geheel wit van kleur.
Eigenschappen van albast: zachte, transparant wit tot roodoranje steen. Geeft stug poeder en is compact qua samenstelling. Wordt gevonden in Italië, Spanje en Egypte. Bewerkingsmogelijkheden: Hakken met puntbeitel en bordijzer, raspen, schuren, polijsten en in de was zetten.
Albast is een marmerachtige kalksteen, die als knollen in de grond voorkomt. De vindplaatsen zijn onder andere Italië, Spanje en Egypte. Albast is een transparante steensoort die bestaat uit niet helemaal uitgekristalliseerd gips. De steen kan melkachtig wit zijn met transparante aderen. Maar ook komt de steen voor als helder wit, grijs roze, roodachtig en bruin. In sommige gevallen vertoont albast blauwe vlekken die een stuk harder zijn dan de rest van de steen. De kleur van albast wordt bepaald door de vindplaats.
De aarde en de daarin aanwezige oxiden geven de steen zijn specifieke kleur. Aan de buitenkant vertonen de albastknollen vaak onregelmatigheden. Kleiresten en delen aarde bevinden zich hier voor een deel in de steen. Deze verontreiniging is karakteristiek voor albast en verleent de steen mede hierdoor zijn charme. De hardheid van albast is zacht tot matig.
De steen laat zich dan ook gemakkelijk bewerken door middel van raspen, hakken, schuren en polijsten. De bestanddelen van albast doen zich voor als kristallen. Bij het bewerken van de steen leveren deze een korrelig poeder op die stug aanvoelt.
Wanneer de steen niet te dik is, schijnt het licht er diffuus doorheen. Dat komt door het transparante karakter van albast.
Door zijn samenstelling is albast niet weerbestendig. Weersinvloeden veranderen een glanzend gepolijst oppervlak in een doffe en ruwe structuur. Albast is verkrijgbaar in knollen, schijven en blokken.
De schijven zijn als plakken gezaagd uit een knol. Ze tonen dan de dwarsdoorsnede van de knol, met als contour de ruw gevormde buitenkant. De blokken zijn uit het hart van de knol gezaagd en zijn het meest zuiver van samenstelling, omdat ze geen verontreiniging bevatten.
Albast is een steen waar je vele kanten mee op kunt. De verschillende handelsvormen stellen je in staat om uiteenlopend werk te maken. Met name wanneer de marmerachtige uitstraling en het spel met licht je aanspreken, is albast een steen die je ongekende mogelijkheden biedt.
Hardheid van steen: de schaal van Mohs
De hardheid van gesteente wordt uitgedrukt op de schaal van Mohs variërend van 1 tot 10.
De schaal van Mohs is een relatieve (vergelijkende) schaal, en niet lineair, d.w.z. dat diamant eigenlijk niet 2 keer harder is dan apatiet, maar wel 30 keer. Voor mineralogen is de schaal van Mohs nog altijd een praktisch hulpmiddel om mineralen te herkennen.
Als ik bv een onbekend kristalletje kan krassen met de punt van mijn zakmes, dan weet ik dat de hardheid ervan minder dan 5,1 is.
Als ik met een steen een kras kan aanbrengen op een stuk glas, dan weet ik dat hij harder is dan 5,5.
Als ik hem met mijn vingernagel (hardheid ongeveer 2) kan krassen, dan heb ik een van de weinige zachte stenen te pakken.
Voor mensen die natuursteen moeten bewerken, is de hardheid natuurlijk ook een belangrijk gegeven.
Als beginnend beeldhouwer zou ik het bv houden bij speksteen (hardheid 1 tot 2 volgens variëteit), en pas later zou ik het met marmer proberen!
Hieronder tref je een overzicht van mineralen en gesteenten die onder een bepaalde hardheid vallen.
Mineralen met een hardheid hoger dan 7 worden edelstenen genoemd, iets met hardheid 7 halfedelsteen.
SCHAAL VAN MOHS
Hardheid 1 TALK (= babypoeder): oa Chinese speksteen, Braziliaanse speksteen (kan wel in gehakt worden)
Hardheid 2 GIPS: oa speksteen Zimbabwe en Kenia, serpentijn Zimbabwe en India, albast knollen en plakken India serpentijn geeft na polijsten een diep zwarte kleur, kan gehakt of gevijld worden Algemeen: serpentijn is harder dan speksteen en kan buiten gezet worden, hardheid kan gaan tot 5
Hardheid 3 CALCIET (= hoofdbestanddeel van kalksteen, marmer): oa kalksteen (zoals Pierre de Lens, Savonnière, Euville etc), opaal, marmer, serpentijn Zimbabwe en zoutsteen welke afkomstig is uit de Himalaya en voor 100% uit kristalzout bestaat, is geschikt om te beeldhouwen en voor lichtobjecten Een zoutsteen trekt vocht aan ,dus gereedschap na gebruik goed reinigen om roestvorming te voorkomen. Ook mergel valt onder deze hardheid. Is een ideale beginnersteen, zeer zacht, kan bewerkt worden met mes, vijl of beitel
Hardheid 4 FLUORIET: oa kalksteen, opaal serpentijn, cobalt, marmer, noir de Mazy (een pikzwarte steen zonder witte aders – ook onder de naam: Calcaire noir de Mazy-Golzinne, Noir fin, Noir Belge te vinden)
Hardheid 5 APATIET (= tandglazuur, de hardste stof in ons lichaam): oa kalksteen, opaal serpentijn
Hardheid 6 ORTHOKLAAS (= een soort veldspaat, de roze spikkels in graniet): oa serpentijn, jade, graniet, springstone, fruitserpentijn, basalt, gabbro, arduin (ook wel Belgische blauwe hardsteen, blauwsteen en / of petit granite genaamd),
Hardheid 7 KWARTS (= bergkristal, ook hoofdbestanddeel van zeezand): oa jade, graniet, gneis, springstone, fruitserpentijn, lepidoliet en sodaliet (Royal blue) die beiden een zeer mooie blauwe kleur hebben, half edelsteen te bewerken met Widia gereedschap
Hardheid 8 TOPAAS: oa verdiet
Hardheid 9 KORUND (= beter bekend in de variëteiten saffier en robijn):
Hardheid 10 DIAMANT: uitsluitend met diamant te bewerken
Vraag: hoe bepaal je de hardheid van steen? Antwoord: door middel van een krastest.
Vraag: wat is het juiste gereedschap voor de verschillende hardheden?
Voor stenen tot hardheid 2: speksteen raspen en speksteen beitels
Voor middelharde steen tot hardheid 4,5: gereedschap van gehard staal
Voor harde steen tot 6,5: carbide raspen en Widia gereedschap
Vanaf hardheid 8: diamant gereedschap